Ongevraagde Franse tête de chèvre

Laatst stond ik te wachten om de rotonde op te mogen rijden. Ik wachtte op een fietser die voorrang had. Toen deze fietser dichtbij genoeg was, zag ik dat het mijn oude Frans docent was. Die man, die man liet mij in de brugklas niet alleen kennis maken met -een voor mij toen- enorm exotische taal, maar hij maakte er zelfs liedjes van, zodat we het niet zouden vergeten. En inderdaad, ik ken het nog steeds: ‘qu’est-ce que il ya en Franconville’.

 

Na zes jaar onderwezen te zijn in deze toch stiekem mooie taal, kan ik best een (heel klein) woordje Frans spreken. En ik zeg stiekem, want de Fransen staan er om bekend dat ze genadeloos weigeren om Engels te spreken en daarom haat iedereen alles wat met Frankrijk te maken heeft. Ik niet, maar eerlijk is eerlijk, een beetje de taal beheersen, is geen overbodige luxe als je de Fransen –wellicht verplicht- een bezoekje gaat brengen.

 

Maar Frans spréken is één, verstaan is een tweede… Ze stoppen namelijk nooit met praten! Je vraagt je tijdens een gesprek continu af wanneer een zin stopt en er een nieuwe zin begint. Ja, adempauzes, die hebben ze heus wel. In de vorm van een hele lange ‘uuuuh’, maar verwacht maar niet dat die aan het einde van een zin zit. Ik leer mijn leerlingen dat er in het Nederlands komma’s komen op de plaats waar jij een adempauze houdt. Ik vraag me toch af hoe die Fransen dat doen. Wanneer plaatsen zij een komma in een zin aangezien ze nooit lijken te ademen? Daarvoor is klaarblijkelijk toch meer dan zes jaar onderwijs voor nodig, inclusief ademhalingsoefeningen.

 

Ik neem het die docent nu wel kwalijk, maar eigenlijk is het de schuld van ‘t hele onderwijssysteem, dat we vooral leerden om Frans te schrijven, in plaats van te spreken én verstaan. Sinds wanneer is het handiger om een taal te schrijven dan te spreken? Ja, je kunt wegwijsborden en menukaarten lezen zodat je in ieder geval waar je heengaat en zeker geen ongevraagde tête de chèvre voorgeschoteld krijgt. Dat is dan het enige voordeel.